Proloog

De weg ligt er verlaten bij. De natte bestrating glanst in het licht van een schaarse lantaarnpaal. ‘Twilight Zone’ van Golden Earring klinkt uit de speakers, waardoor hij het achterportier niet hoort opengaan. De muziek overstemt de zware ademhaling.

Een ruwe houdgreep drukt hem tegen de hoofdsteun, een hand sluit zich in een wurggreep om zijn hals. Hij kronkelt, zijn klauwende vingers trekken en krabben tevergeefs aan de handschoen die hem de adem ontneemt.

Hij voelt een stekende pijn in zijn borst, dan in zijn maag. De allesomvattende pijn verlamt hem, warm vocht doorweekt de stof van zijn overhemd en bereikt de broekband. Vanuit zijn keel welt een metalige smaak op, stroperige druppels lopen langs zijn kin. In zijn laatste seconden voelt hij hoe de spanning uit zijn lichaam vloeit.

1. Maarten

Ik staar naar mijn verkreukelde gezicht, vouwnaden van het hoofdkussen staan in mijn wangen gekerfd, het lijnenspel rond de opgezwollen oogleden is dieper dan ooit en mijn haren zitten tegen mijn bezwete slapen geplakt. ‘Je ziet er niet uit, man,’ zeg ik hardop tegen mijn spiegelbeeld en ik draai de kraan open. Ik houd mijn gezicht in een ongemakkelijke positie onder de koude kraan, grijp naar de handdoek die op de wasmachine ligt en droog me af. Ondertussen doen de tegels in de badkamer een ijzige poging mijn slaapwarme voeten het signaal te geven dat ik net door de schrille klanken van de wekker uit een comateuze slaap ben gewekt.

Opnieuw kijk ik in de spiegel en bestudeer van heel dichtbij mijn gezichtsbeharing – of eerder het gebrek eraan – scheren is niet nodig. ‘Je mist testosteron,’ zei mijn ex altijd als ze me duidelijk wilde maken dat ik niet bepaald het toppunt van mannelijkheid uitstraalde. ‘Een ondermaatse lichaamsbeharing is qua onderhoud verdomde handig,’ had ik haar van repliek gediend.

Na een zorgvuldige behandeling met deodorant en aftershave, kleed ik me aan. De twee identieke herenkostuums en een aantal witte overhemden maken dat ik tegenwoordig niet meer hoef na te denken over wat ik aan moet trekken.

In de keuken zet ik de waterkoker aan, maar het duurt mij te lang eer het kookt. De oploskoffie is slap en lauw.

‘Je moet weer levenslust zien te krijgen, Maarten,’ had mijn huisarts gezegd. ‘Positieve affirmaties kunnen helpen.’ Ze had me een recept voorgeschreven; voor levenslustverhogende pillen. Makkelijker gezegd dan gedaan, denk ik smalend, en ik slik een pil door met enkele slokken koffie.

Ik pak mijn jas van de kapstok, steek de telefoon en portefeuille die op de keukentafel liggen in mijn jaszak en draai de voordeur van mijn appartement van het slot. Voorzichtig duw ik hem open tot een kier.

Dan zie ik de voordeur van mijn overbuurman opengaan en in een impuls sluit ik de mijne. Beleefdheidsvormen op de vroege ochtend ga ik het liefst uit de weg. Het door iedereen gebezigde ‘goedemorgen’ getuigt van een hypocrisie die zijn gelijke niet kent. Het is geen goede morgen als je te vroeg je nest uit moet om de hele dag op een plek te vertoeven waar je niet wilt zijn.

Met mijn oor tegen de voordeur gedrukt, luister ik naar de wegstervende voetstappen. Pas als ik beneden de buitendeur hoor dichtslaan, stap ik de gang in en loop de trap af.

Een koude windvlaag blaast door de straat en neemt in zijn vlucht resten vuilnis mee. Een metalig geluid kondigt een bierblikje aan, dat voor mijn voeten rolt. Geërgerd schop ik het weg.

De tram is zoals gewoonlijk afgeladen en mijn poging om geen fysiek contact te maken met medereizigers is tevergeefs. De chauffeur heeft duidelijk een achterstand in zijn tijdschema, want bij elke bocht worden we met z’n allen tegen elkaar aan gedrukt. Men accepteert het gelaten.

Door het tegennatuurlijke van de fysieke intimiteit met vreemden, is dit dagelijks terugkerende ochtendritueel haast onverdraaglijk. De impuls komt in me op iets buitenzinnigs te doen. Wat zou er gebeuren als ik wild om me heen ging slaan en ‘Ga uit mijn space!’ zou roepen? Waarschijnlijk zouden ze me uit de tram zetten, of erger: afvoeren in een busje richting gekkenhuis.

De klamme benauwdheid in de tram perst vocht uit elke porie van mijn lijf en met mijn vrije hand veeg ik gegeneerd de zweetdruppels van mijn bovenlip. De impuls om uit te stappen is sterk, maar dan kom ik te laat.

‘Man, stel je niet aan. Er kan niks gebeuren, daar dient de medicatie tenslotte voor,’ prevel ik in mezelf. De pillen dempen de angst die mijn leven is gaan beheersen, maar de weerzin blijft.

Ik tast alle gezichten af, zoekend naar houvast in deze anonieme massa. Tussen de wirwar van armen die zich overal aan vastklampen zie ik in een flits bekende blonde haren. Ik buig me door mijn knieën en gluur onder oksels door, maar een vrouw met een grote tas blokkeert het zicht. De tas verplaatst zich naar de andere schouder en nu zie ik haar spitse neus en dat mooie profiel. Ze kijkt boos. Zelfs dan is ze prachtig. Even ben ik ergens anders, op een plek waar zij mij ziet.

2. Lisa

Bij elke halte proppen meer mensen zich in de tram. Naast haar zit een onderuitgezakte jongeman overdreven wijdbeens, met zijn knie duwt hij bij elke bocht tegen de hare. Een vrouw in het gangpad schuurt continu met haar tas langs Lisa’s wang. Geprikkeld tikt ze de dame op de arm en vraagt: ‘Kunt u uw tas over uw andere schouder hangen?’ De vraag klinkt meer als een bevel en met een verschrikte blik gehoorzaamt de vrouw.

In de tram hangt een penetrante geur; een mengeling van transpiratie, ongewassen lijven en deodorant.

Ze is blij dat ze uit kan stappen en vanaf de eindhalte loopt ze richting kantoor. Aan de overkant van de straat herkent ze de gezette man aan zijn onzekere houding. Op kantoor zit ze regelmatig naast hem. Zijn stemgeluid is beschaafd, hij is stipt, maar onder zijn naam verdwijnen te veel klanten uit het systeem. Hij doet zijn werk té goed. In het functioneringsgesprek dat volgende week gepland staat, moet ze hem er wéér op wijzen dat het niet de bedoeling is alle verstrekte informatie naar waarheid in het systeem te categoriseren. De opdracht van de directie is om de klant zo lang mogelijk vast te houden.

Zoals zoveel mannen staart hij regelmatig naar haar en ze schept er genoegen in misbruik te maken van zijn adoratie. Ze laat hem koffie en water halen en soms stuurt ze hem met een stapel dossiers naar het kopieerap­paraat.

Ze gaat het pand binnen waarin meerdere bedrijven zijn gevestigd en wenst de receptioniste achter de niervormige balie een goedemorgen.

De vrouw van middelbare leeftijd glimlacht vriendelijk. ‘Goedemorgen Lisa,’ zegt ze en ze overhandigt haar de post en een elektronische sleutel.

Rechts van de receptie is een kleine zithoek. Op een lage tafel liggen vaktijdschriften in waaiervorm uitgespreid en een kunststof bloemstuk doet een poging de kille hal een zekere huiselijkheid te geven. Lisa’s blik valt op de drie nieuwe kandidaten die klaarzitten op de zwarte leren bank. Het verloop van personeel is groot en het zijn juist de kanslozen die blijven. Werken bij een callcenter is, naast de supermarkt of een fastfoodrestaurant, zo ongeveer de laagste trede op de ladder. Net afgestudeerde jongeren zonder werkervaring, veertigplussers en herintredende huisvrouwen hebben meestal geen keuze en blijven hangen.

Er zit een dame bij de slachtoffers, aan wie Lisa nu al kan zien dat het geen blijver is. De vrouw kijkt helder en scherp om zich heen, ze draagt een lange jas van goede kwaliteit, de handtas is perfect afgestemd op de elegante schoenen. Die heeft het spel zo door, denkt ze.

Lisa loopt langs de receptie naar het einde van de gang en houdt haar tag voor het elektronische beveiligingssysteem. De deur klikt open en ze loopt gelijk door naar de kleine keuken. In het voorbijgaan roept ze ‘goedemorgen’ de ruimte in. Enkele hoofden kijken op van het scherm en mompelen iets ondefinieerbaars.

Ze pakt een beker uit het keukenkastje, plaatst het op het rooster van de koffiemachine en kiest een latte. De koffie van inferieure kwaliteit is alleen drinkbaar met gehydrogeneerde melkpoeder en de keuken is eigenlijk te klein voor de hoeveelheid mensen die er gebruik van moet maken. Het keukenblad staat vol vieze bekers en borden, theezakjes en gemorste koffie hebben hun sporen nagelaten. Het enige toilet voor dames en heren is net overduidelijk gebruikt voor een grote boodschap. De golf van misselijkheid die net was gezakt tijdens de wandeling naar kantoor is weer terug.

Ze haat dit zweethok, gevuld met ondergeschikten van het niveau blatend schaap. Het zijn allemaal volgers die precies doen wat er van ze gevraagd wordt en genoegen nemen met het minimumloon en een sporadische bonus.

Haar vader heeft haar een jaar geleden bij Xeros naar binnen geloodst omdat het als net afgestudeerde lastig bleek een baan te vinden. Ze had lang over haar studie gedaan, het studentenleven nam veel tijd en energie in beslag, maar uiteindelijk had ze zich herpakt. De ambitie om iets te bereiken in het leven heeft ze van haar vader, haar uiterlijk van haar moeder. Ze is al vierentwintig, maar staat nog onderaan de ladder. Ze kan haast niet wachten om binnen het bedrijf op te klimmen, met alle privileges van dien.

Als Lisa de werkvloer oploopt, voelt ze de tersluikse blikken van haar team. Ze mogen haar niet. Voor hen is zij de almachtige. Als teamleider bepaalt zij wie blijft en wie gaat.

3. Hans

Hans Verschuur begeeft zich naar de eerste etage, waar hij en alle directieleden kantoor houden. Terwijl de lift arriveert, ziet hij Lisa de hal inlopen.

‘Hé Hans, kan ik je zo even spreken?’ vraagt ze en ze kijkt hem met grote glanzende ogen aan.

Ze ziet er geweldig uit. Het blonde haar is opgestoken en ze draagt een nauwsluitend pak dat haar goed gevormde lichaam mooi doet uitkomen.

‘Dat kan. Ik heb nu eerst een vergadering,’ zegt hij terwijl hij op zijn horloge kijkt.

Als hij in de lift stapt, geeft hij haar een knipoog.

‘Een uur of tien?’ vraagt ze.

Net voor de liftdeuren zich sluiten knikt hij bevestigend.

Boven is de deur van de vergaderzaal al gesloten. Zijn ze zonder hem begonnen? Hij besluit eerst naar zijn kantoor te gaan, hangt zijn jas op, pakt zijn werkmap en zet zijn computer alvast aan.

Als hij de deur van de vergaderzaal opent, ziet hij tot zijn grote verbazing dat het voltallige directieteam aanwezig is. Wat is hier aan de hand? Aarzelend blijft hij in de deuropening staan; alle stoelen zijn bezet.

‘Ah, Hans, daar ben je dan. Pak even een stoel uit de kamer hiernaast, wil je?’

Ergernis komt op en driftig loopt hij naar de naastgelegen kamer, waar hij een stoel meesleurt die met de stroeve wieltjes in het rulle tapijt blijft haken.

Iedereen staart hem aan terwijl hij de halsstarrige stoel door de ruimte trekt, aanschuift naast de voorzitter en zijn werkmap op tafel legt.

‘Zo heren, wat is de reden voor deze bijeenkomst?’ vraagt hij hautain met een verzachtende omhooggekrulde mondhoek. Niemand hoeft te weten dat hij zich geïntimideerd voelt. Als je het zakelijk ver wilt schoppen toon je geen emoties.

‘Beste Hans, we zijn hier vandaag bijeen om het een en ander te bespreken. Drie maanden geleden hebben wij overleg gehad, zoals je vast nog wel weet. Ik heb toen aangegeven dat de verwachte resultaten uitbleven. Ook hebben wij je hoge declaratiekosten onder de loep genomen. We zijn toen tot een akkoord gekomen, waarbij je de tijd kreeg om orde op zaken te stellen.

Welnu, het staat er nog altijd niet goed voor. Het verloop van grondpersoneel is nog steeds te hoog en de winstmarges zijn te laag. Het afgelopen jaar dat jij de afdeling onder je hoede hebt genomen zijn er wel veranderingen doorgevoerd, maar zonder het gewenste resultaat.’

De voorzitter schraapt zijn keel. Er hangt een bijna tastbare spanning in de zaal.

‘Wij hebben als directie besloten iemand anders voor jouw functie aan te trekken. Er moeten nou eenmaal slagen worden gemaakt, anders kunnen we de tent wel sluiten.’

Verbijsterd staart Hans naar de voorzitter, maar diens woorden dringen nog niet echt tot hem door.

‘Wij begrijpen dat dit nieuws je overvalt en stellen dan ook voor dat je op je post blijft tot we een goede kandidaat hebben gevonden. Wellicht kun je jouw opvolger nog wegwijs maken binnen het bedrijf,’ besluit de voorzitter.

Het lijkt alsof de grond onder zijn voeten wegzakt. Zijn ogen flitsen langs de gezichten van de directieleden, hopend op een signaal dat dit allemaal een flauwe grap blijkt te zijn. De koele, haast uitdrukkingsloze blik van de voorzitter en het feit dat de overige leden vaag voor zich uit staren of naar hun handen kijken die werkeloos op tafel liggen, geven aan dat het menens is.

Als hij opstaat en met zijn map onder de arm richting de deur loopt, perst hij er met moeite enkele woorden uit. ‘Heren, u begrijpt dat ik dit even op me moet laten inwerken. U hoort nog van mij.’

Zo gauw de deur achter hem dicht valt, barst er een koor van stemmen los.

Verslagen neemt Hans plaats aan zijn bureau. De woorden van de voorzitter galmen nog na en veroorzaken een stormloop op zijn verblufte brein, dat naarstig alle consequenties van zijn aankomende ontslag op een rij probeert te krijgen.

Benieuwd hoe het verhaal verder gaat? Bestel de Stem dan hier